Is dit écht België?! Die vraag hebben we ons vaak gesteld op onze driedaagse trekking vanuit Bouillon. Nooit hadden we verwacht zoveel prachtige vergezichten en grillige rotspartijen te ontdekken in ons verder toch wel plat Belgenlandje. Maar kijk, waar een wereldwijde pandemie al niet goed voor is! In een veel te koude en natte aprilmaand genoten wij toch van een heerlijke, avontuurlijke wandelervaring! Een verslag over maar liefst 1619 hoogtemeter, 55 kilometer, vijf blaren, drie dagen en twee ijskoude nachtjes.
- in dit artikel
- Dag 1: Bouillon – Poupehan
- Dag 2: Poupehan – Alle-sur-Semois – Poupehan
- Dag 3: Poupehan – Bouillon
Dag 1: Bouillon – Poupehan
De hele autoreis richting ons startpunt in Bouillon aanschouwden we met een klein hartje hoe het maar bleef regenen. Pijpenstelen. Was dit wel een goed idee? We hadden deze trip al een week uitgesteld omwille van het slechte weer en zaten ook nu een beetje in de piepzak… Maar doorzetten is de kracht van succes en dus stonden wij na een dikke twee uur aan de andere kant van ons land. Dat mag je best letterlijk nemen, want Bouillon ligt echt vlakbij de Franse grens. Vandaar die buitenlandse allures dus!
Wonder boven wonder was het droog toen we uitstapten. We vonden een gratis parking in de Rue de l’Ange Gardien, recht over Boulangerie Lekcir en Hotel Golden Lion. Gepakt en gezakt – met maar liefst twaalf kilogram – doorkruisten we het historische centrum. Hoewel de stad met haar majestueuze, reeds duizend jaar oude burcht heel erg de moeite is, verlieten we al snel de bebouwing via de Pont de Cordemoy. We hadden immers werk te doen…
Hier voegden we in op de GR16, het grote routepad dat vertrekt in Aarlen en vanaf daar bijna volledig de Semois volgt tot in het Franse dorp Monthermé. Na een half uurtje slingerend en pittig klimmen, botsten we op een gigantische uitkijktoren, de Belvédère de Bouillon. Op de toren konden we niet alleen schuilen – het was intussen terug aan het miezeren – maar kregen we vooral een spectaculair uitzicht over de stad. De toren staat op een hoogte van 385 meter en is zelf ook nog eens 31 meter hoog. Helemaal de moeite dus!
Verder de rood-witte markeringen volgend, doorkruisten we een dicht bos en kwamen we uit op een verharde weg. Hierlangs ligt een abdij waar een nonnengemeenschap van Cisterciënzers onderdak vindt. Heel gelovig zijn we niet, dus we passeerden hier snel, maar stopten een beetje verder wel bij La Passerelle du Moulin de l’Epine. Dat is een 55-meterlange hangbrug die de Semois overspant en die – ondanks de regen – toch een beetje sprookjesachtig aandeed.
Het mooiste – of toch meest ‘geïnstagramde’ – plekje moest echter nog komen! Onze volgende beklimming werd immers beloond met het fantastische panorama op Le Tombeau du Géant, niet voor niets geklasseerd als uitzonderlijk natuurlijk erfgoed! Volgens de legende zou een indrukwekkend grote Galliër zichzelf hier van een rots hebben gegooid, omdat hij weigerde zich gevangen te laten nemen door de oprukkende Romeinen. Ik weet niet waarom je een gratis ticketje naar Rome zou laten schieten, maar deze held verkoos dus deze heuvel als laatste rustplaats…
En zo was het stilaan ook tijd voor ons om te gaan rusten. Bij de volgende bocht van de Semois verlieten we de GR16. In plaats daarvan volgden we het water en checkten in op onze camping in Poupehan.
placeswithoutdoors.com
Bouillon – Poupehan
Kamperen bij -3°C
Vijftien stevige kilometers hadden we in de benen toen we ons tentje uitrolden op Camping Le Prahay in Poupehan. We hadden deze camping vooraf gekozen voor de idyllische ligging aan de Semois en dat bleek helemaal terecht! Omdat men net gras had gezaaid, vonden we geen plekje meer aan de waterkant, maar kregen we wel een ruime plaats vanwaar we nog steeds van de omgeving konden genieten. Wij betaalden 73 euro voor twee nachten op onze staanplaats, maar voor wat meer flappen kan je hier ook luxueuzer overnachten in chique safaritenten.
Een andere grote meerwaarde op de camping was – uiteraard – de bar. We konden hier immers niet alleen kiezen uit een brede waaier speciaalbieren, maar ook frieten met curryworst bestellen! Man, wat smaakt dat na zo’n dag door de regen stappen! Het kampvuur in de gigantische vuurschaal maakte de avond helemaal af.
Maar toen… Hoewel april altijd met grillen komt, zakten de temperaturen doorheen de nacht wel héél uitzonderlijk laag. Toen ik voor de zeventiende keer wakker werd en me zo geruisloos mogelijk probeerde te draaien in mijn smalle slaapzak, vroor het… MIN DRIE GRADEN, dames en heren! Pegels aan mijn oren en mijn neus – en tenen – half bevroren. De nacht kroop dus tergend traag voorbij en pas toen ’s ochtends de zon op de tent begon te schijnen, konden we wat ontdooien en toch nog een uurtje slaap pakken.
Dag 2: Poupehan – Alle-sur-Semois – Poupehan
Allesbehalve uitgerust, maar toch nog steeds vrolijk, startten we aan onze tweede wandeldag. Er stond een grote lus van bijna 22 kilometer op het programma. ’s Avonds zouden we dus op dezelfde camping aankomen. Dit hadden we handig uitgedacht, vonden we zelf. We konden immers onze grote rugzak achterlaten en gingen met heel wat minder kilo’s op pad. We voelden ons net veertjes…
De eerste twee kilometer liepen we terug zoals we de dag voordien waren gekomen. Vlak voordat de Semois begint te krullen, sloegen we linksaf en kwamen terecht op één van de leukste wandelingen van de Ardennen, Les échelles de Rochehaut of gewoon Dé Laddertjeswandeling. Deze route is bezaaid met – je raadt het al – ladders om de steile valleiflank te overwinnen en was voor ons een aangename afwisseling. We volgden de rode rechthoeken met nummer 43 verder richting Rochehaut, het eigenlijke startpunt van de laddertjeswandeling, maar ook een heel schattig dorpje met gezellige terrasjes. Bovendien werden we er getrakteerd op een schitterend panorama op de vallei en het gehucht Frahan.
We daalden af naar het dal om daar opnieuw aan een klim te starten, deze keer over Les crêtes de Frahan. Onze beentjes hebben het geweten! En ook verder – steeds de Semois volgend – botsten we op serieuze kuitenbijters richting Alle-sur-Semois. Op en neer, op en neer, telkens weer! Zo stilaan voelden wij ons geen veertjes meer… Met grommende magen kwamen we aan in het centrum van Alle, waar verschillende horecagelegenheden zijn, maar wij – in volle coronatijd – onze toevlucht moesten nemen tot de plaatselijke Spar.
De honger werd gestild met stokbrood en droge worst en we konden er weer tegen! Na – alweer – een stevige klim, liepen we het Bois de la Falijûle in. We doorkruisten uitgestrekte stukken bos, staken de grote baan N945 over voor nog meer bos en kwamen uiteindelijk terug aan de Semois uit. Die moesten we nog maar een klein stukje aanhouden en daar was Poupehan weer! Na 700 hoogtemeters hadden wij wel een biertje verdiend!
placeswithoutdoors.com
Poupehan – Alle-sur-Semois – Poupehan
Dag 3: Poupehan – Bouillon
Alle gezelligheid ten spijt, zorgde een tweede kort en ijskoud nachtje ervoor dat onze afgepeigerde lijven verlangden naar de eindstreep van deze driedaagse. Niet heel vlot hesen we opnieuw onze grote zakken op de rug voor de laatste wandeldag. Toch hadden we ook deze etappe niet willen missen! Talloze uitzichtpunten deden ons de pijn aan onze voeten – en zowat al onze gewrichten – bijna vergeten. We wandelden immers langs de Sentier des points de vue en die heeft z’n naam niet gestolen! We stopten veelvuldig voor foto’s op veel meer plaatsen dan ik hier zal opnoemen, maar le point de vue de Clerneau (323m), du Rocher du Pendu (265m) en le Pic du Diable (240m) zijn toch zeker het vermelden waard.
De allerlaatste kilometers liepen we vlak naast de Semois, waarvan we afscheid namen zodra we het chique château van Bouillon in het vizier kregen. Zoals een paard dat z’n stal ruikt, draafden we net als twee dagen eerder het centrum door. Jubelt en juicht, we hadden het gehaald!
placeswithoutdoors.com
Poupehan – Bouillon